Suriname heeft geen eigen

specialistenopleidingen

De tekorten zijn nijpend




Tekst: Robin Austen en Zoë Deceuninck


Denise Telgt met team op weg naar Suriname voor hulp bestrijding coronavirus

Foto: Denise Telgt


Een Surinaamse basisarts die zich wil specialiseren moet daarvoor naar Nederland: een lange en dure omweg. Om het tekort aan specialisten op te lossen, moet Suriname zo snel mogelijk zelf gaan opleiden, vindt menigeen. Maar is dat vanwege de kleinschaligheid van Suriname wel mogelijk?


In 2020 vloog Denise Telgt (55), een Nederlandse internist-infectioloog met een Surinaamse achtergrond, zeven keer naar Suriname. Ze coördineerde er twee medische missies van in totaal 80 gezondheidsmedewerkers. Allemaal kwamen ze uit Nederland naar Suriname – al dan niet met een Surinaamse achtergrond – om er te helpen in de bestrijding van het coronavirus.

Samen met vier collega internist-infectiologen werkt Telgt sinds 2022 deeltijds in het Academisch Ziekenhuis Paramaribo (AZP) in Suriname. “Het AZP heeft maar één internist-infectioloog op dit moment. Iedere drie maanden komt een infectioloog uit Nederland naar Suriname om er te helpen”, vertelt Telgt aan de telefoon.

Ook de Surinaamse uroloog Jimmy Fernandes werkt in Nederland en vliegt al 24 jaar regelmatig naar Suriname om er te werken in het ziekenhuis. Toen hij daarmee begon in 1998, was er geen enkele uroloog in Suriname werkzaam. Op eigen initiatief bracht Fernandes zijn vakanties hier al werkend door.


Medische missies uit Nederland zijn

nodig, Suriname kampt met grote tekorten aan verpleegkundigen, artsen en specialisten



Het verdiende geld legde hij opzij voor zijn volgende reis naar Suriname. Zijn initiatief groeide uit tot Stichting Uro-Sur: een groep van 20 urologen die nog steeds beurtelings om de twee weken naar Suriname gaat om urologische zorg te bieden. Suriname heeft inmiddels ook vier 'vaste' urologen in het land. “De urologen verbonden aan Uro-Sur werken tegen Surinaamse tarieven, om de collega's niet te beconcurreren”, zegt Fernandes.


Burnout

Medische missies uit Nederland zijn nodig, want Suriname kampt niet alleen met een tekort aan verpleegkundigen, maar ook met een tekort aan artsen en specialisten. “De missies tijdens de coronaperiode vond ik heel bijzonder, ze hebben ons ontzettend veel geholpen”, zegt Amar Punwasi, een Surinaamse arts die in Paramaribo samenwerkte met de ingevlogen Nederlandse collega's. “Maar,” voegt hij eraan toe, “Als de missie weg is, moet je weer alleen verder.”


Geschatte aantallen basisartsen en huisartsen in Nederland en Suriname

Een basisarts kan zich in Suriname ook vestigen als huisarts; in Nederland is daarvoor een specialisatie nodig. In 2022 telt Suriname 256 naar schatting particuliere huisartsen, oftewel 4,2 huisartsen per 10.000 inwoners. Daarvan is 75 procent gevestigd in de hoofdstad Paramaribo. In totaal is er buiten Paramaribo nog een tekort aan ongeveer 48 huisartsen. Daarom is er een huisartsenvestigingsbeleid van kracht. Bewoners van de kustststreek maken voor de eerstelijns zorg ook gebruik van de Regionale Gezondheidsdiensten, waar basisartsen artsen werken, in Coronie en Marowijne zijn er geen particuliere huisartsen. De binnenlandbewoners van de districten Brokopondo en Sipaliwini zijn voor de basiszorg volkomen afhankelijk van de poli's van de Medische Zending. Daar aanwezige gezondheidszorgassistenten worden al dan niet op afstand bijgestaan door artsen, specialisten e.a.

Nederland beschikt in 2022 over 11.754 huisartsen. Dat is 6,7 per 10.000 inwoners. Toch is ook daar sprake van een tekort.



Tot 2018 was Punwasi de enige nefroloog in het AZP. Door de “hoge werkdruk, lange uren en slechte communicatie” belandde hij in 2017 al in een burnout – twee jaar nadat hij was beëdigd als nefroloog. Van stoppen was echter geen sprake, want daarvoor was er te veel werk.

De uitbraak van Covid-19 in Suriname was voor Punwasi de spreekwoordelijke druppel. “Twee extra basisartsen.” Dat is wat Punwasi tijdens de coronapiek in 2020 nodig had op de afdeling nefrologie, waar mensen met nierziekten worden behandeld. “Keer op keer heb ik bij de directie aan de bel getrokken dat ik hulp nodig had. Tot in het kantoor van de minister van Volksgezondheid heb ik gestaan, overigens een goede vriend van mij”, zegt Punwasi.

Die kwamen niet, maar wat wel kwam was een telefoontje uit Curaçao. Het Curaçao Medical Center had hem in 2015 voor het eerst benaderd voor een baan op het eiland, maar pas eind 2021 stemde Punwasi in. Sinds januari woont en werkt Punwasi in Curaçao, en is Suriname een medische specialist armer.


Geen perspectief

Uroloog Fernandes trok in 1996 weg uit Suriname, nadat hij er zes jaar had gewerkt. “Ik ging weg uit Suriname omdat er geen perspectief was. Ik was jong en ik wilde meer”, zegt hij aan de telefoon. Na een tussenstop in het Caraïbisch gebied belandde hij in Nederland. “Maar ik liet heel wat patiënten in Suriname achter en dat vond ik sneu”, blikt Fernandes terug.

“Suriname is niet zielig, maar heeft wel hulp nodig”, vindt Telgt. Tot in de Nederlandse Tweede Kamer heeft ze gelobbyd om ervoor te zorgen dat er Covid-19-vaccins naar Suriname gingen. “De eerste keer in 2020 is het gelukt. Toen heeft Buitenlandse Zaken meebetaald aan het vervoer en het faciliteren van visa-aanvragen voor de medische missie naar Suriname", zegt Telgt. Het totale kostenplaatje voor het ministerie komt neer op 55.000 euro, meldt een woordvoerder van Buitenlandse Zaken. "Maar tijdens de tweede Covid-missie in 2021 had het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen zin meer”, zegt Telgt. In 2021 heeft het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor de missies betaald. Nederland had anno 2021 al 6.5 miljoen euro aan medische apparatuur en persoonlijke beschermingsmiddelen aan Suriname gedoneerd. Zie Surilines artikel 'Cijfers en centen'.


Ik ging weg uit Suriname omdat er

geen perspectief was.

Ik was jong en ik wilde meer



Telgt is geen voorstander van “alleen maar dingen brengen naar Suriname”, omdat Suriname daarmee afhankelijk is van de grillen van Nederland. “We moeten meer mensen in Suriname opleiden zodat zij weer anderen kunnen opleiden”, is de oplossing volgens Telgt.

“Opleiden, opleiden, opleiden.” Zo luidde ook het advies van chirurg Chander Mahabier tijdens ons laatste gesprek in Suriname: “Suriname moet massaal haar eigen specialisten opleiden.” Ook Mahabier vliegt minstens twee keer per jaar naar Suriname om er operaties uit te voeren. Zie Surilines artikel 'Chander Mahabier lobbyt in Nederland voor operaties in Suriname'.

Suriname heeft in al die jaren dat het onafhankelijk is nog geen eigen opleiding voor medische specialisaties opgericht. En dat zal ook niet snel veranderen, waarschuwt Stephen Vreden, medisch wetenschapper en al dertien jaar voorzitter van de Specialisten Registratie Commissie (SCR) in Suriname. De SRC bewaakt de kwaliteit van de specialisten-opleidingen en ziet erop toe dat de opleiding verloopt zoals die door de opleiders is voorgesteld.

“We zijn er absoluut nog niet aan toe om de opleidingen volledig in Suriname te verzorgen. Dat heeft niets te maken met onze intelligentie, maar alles met de kleinschaligheid van Suriname. Een specialistische opleiding is vooral een praktische opleiding. Je hebt genoeg specialisten nodig die een arts kunnen opleiden, en dat hebben we op dit moment gewoon niet”, zegt Vreden.


Geschatte aantallen specialisten in Nederland en Suriname

In 2017 waren er in Suriname naar schatting 211 specialisten op een bevolking van nog geen 600.000 inwoners. Dat zijn nog geen vier specialisten per 10.000 inwoners. Nederland heeft volgens de laatste cijfers 23.000 medisch specialisten op een bevolking van bijna 18 miljoen inwoners. Zie ook cijfers van de Wereldgezondheidsorganisatie en de Index Mundi

“Het is zeker wenselijk dat er meer specialisten komen op vrijwel elk gebied,” zegt Vreden. “Je kunt investeren in het verdrievoudigen van het aantal specialisten in Suriname, maar dan moet je hopen dat de specialisten die geen werk vinden in Paramaribo op eigen initiatief in de andere districten gaan werken. Het kan ook zijn dat ze naar het Caribisch gebied verdwijnen, daar zijn we niet mee geholpen”, vindt Vreden, die in het opleiden van eigen specialisten geen prioriteit ziet.


Naar Nederland

Een Surinaamse basisarts die zich wil specialiseren, moet verplicht voor zijn of haar  vervolgopleiding naar het buitenland. Vanwege de taal, geschiedenis, vergelijkbare opleidingsprogramma's en kwaliteit van de gezondheidszorg kiezen de meeste voor Nederland. Afhankelijk van de soort specialisatie moet een arts in opleiding voor één tot maximum vier jaar naar het buitenland.

In 2012 trok Punwasi naar Nederland om zich te specialiseren in nefrologie, een opleiding van zes jaar waarvan de laatste twee jaar in Nederland. De eerste vier jaar van deze opleiding kon Punwasi in Suriname volgen, maar voor het behalen van enkele specifieke opleidingsnormen moest hij naar het buitenland. Dat geldt voor alle specialisatieopleidingen. In het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam kreeg Punwasi niet betaald voor zijn werk, in tegenstelling tot zijn Nederlandse collega's in opleiding. Voor wie vier jaar naar Nederland gaat, kunnen de verblijfskosten oplopen tot zo'n 100.000 euro. De hoge kosten kunnen jonge artsen ontmoedigen om aan een specialisme te beginnen, erkent Vreden. “De betaling voor Surinaamse artsen in opleiding in Nederland is nog niet centraal geregeld. Sommige ziekenhuizen nemen het voor hun rekening, andere niet. We zijn daarover aan het praten om dat eventueel centraal te structureren”, aldus Vreden. Zie Surilines artikel Riezvi Jessurun volgt opleiding in Nederland.

De uitwisseling met Nederland is historisch gegroeid en constant in ontwikkeling, vervolgt hij. Voordat Suriname in 1969 een Faculteit der Medische Wetenschappen kreeg, was er alleen een geneeskundige school. “Om arts te worden moest je sowieso voor de volledige studie naar Nederland.”


We zijn er absoluut nog niet aan toe om

de opleidingen volledig in Suriname te verzorgen


Naarmate meer artsen na hun opleiding terugkwamen ontwikkelde de geneeskunde in Suriname zich tot een hoger niveau. “Sommige artsen specialiseerden zich ook in Nederland, en zo kregen we specialisten in het land en werd het mogelijk om een deel van de opleiding hier te doen. We werken eraan om in de volledige opleiding te voorzien, maar dat gaat toch nog wel even duren”, zegt Vreden. Bovendien heeft de opleiding in Nederland ook zo haar voordelen.

Niet alle medische ingrepen, technieken en methoden om een ziekte of probleem te kunnen vaststellen kunnen worden toegepast in Suriname. “Met een opleiding in het buitenland leren onze artsen niet alleen dat die mogelijkheden wel bestaan, maar ze leren de technieken ook beheersen. Onze specialisten voldoen daardoor aan internationale eisen. Eenmaal terug in Suriname zullen ze er wellicht naar streven om die techniek ook hier mogelijk te maken”, hoopt Vreden. Een eigen specialisten opleiding in Suriname betekent nu nog inleveren op de kwaliteit van Surinaamse artsen.



“Het is zeker wenselijk dat er meer specialisten komen op vrijwel elk gebied,” zegt Vreden. “Je kunt investeren in het verdrievoudigen van het aantal specialisten in Suriname, maar dan moet je hopen dat de specialisten die geen werk vinden in Paramaribo op eigen initiatief in de andere districten gaan werken. Het kan ook zijn dat ze naar het Caribisch gebied verdwijnen, daar zijn we niet mee geholpen”, vindt Vreden, die in het opleiden van eigen specialisten geen prioriteit ziet.


Naar Nederland

Een Surinaamse basisarts die zich wil specialiseren, moet verplicht voor zijn of haar  vervolgopleiding naar het buitenland. Vanwege de taal, geschiedenis, vergelijkbare opleidingsprogramma's en kwaliteit van de gezondheidszorg kiezen de meeste voor Nederland. Afhankelijk van de soort specialisatie moet een arts in opleiding voor één tot maximum vier jaar naar het buitenland.

'In 2012 trok Punwasi naar Nederland om zich te specialiseren in nefrologie, een opleiding van zes jaar waarvan de laatste twee jaar in Nederland. De eerste vier jaar van deze opleiding kon Punwasi in Suriname volgen, maar voor het behalen van enkele specifieke opleidingsnormen moest hij naar het buitenland. Dat geldt voor alle specialisatieopleidingen. In het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam kreeg Punwasi niet betaald voor zijn werk, in tegenstelling tot zijn Nederlandse collega's in opleiding. Voor wie vier jaar naar Nederland gaat, kunnen de verblijfskosten oplopen tot zo'n 100.000 euro. De hoge kosten kunnen jonge artsen ontmoedigen om aan een specialisme te beginnen, erkent Vreden. “De betaling voor Surinaamse artsen in opleiding in Nederland is nog niet centraal geregeld. Sommige ziekenhuizen nemen het voor hun rekening, andere niet. We zijn daarover aan het praten om dat eventueel centraal te structureren”, aldus Vreden. Zie Surilines artikel 'Riezvi Jessurun volgt opleiding in Nederland'.

De uitwisseling met Nederland is historisch gegroeid en constant in ontwikkeling, vervolgt hij. Voordat Suriname in 1969 een Faculteit der Medische Wetenschappen kreeg, was er alleen een geneeskundige school. “Om arts te worden moest je sowieso voor de volledige studie naar Nederland.”


We zijn er absoluut nog niet aan toe

om de opleidingen volledig

in Suriname te verzorgen



Naarmate meer artsen na hun opleiding terugkwamen ontwikkelde de geneeskunde in Suriname zich tot een hoger niveau. “Sommige artsen specialiseerden zich ook in Nederland, en zo kregen we specialisten in het land en werd het mogelijk om een deel van de opleiding hier te doen. We werken eraan om in de volledige opleiding te voorzien, maar dat gaat toch nog wel even duren”, zegt Vreden. Bovendien heeft de opleiding in Nederland ook zo haar voordelen.

Niet alle medische ingrepen, technieken en methoden om een ziekte of probleem te kunnen vaststellen kunnen worden toegepast in Suriname. “Met een opleiding in het buitenland leren onze artsen niet alleen dat die mogelijkheden wel bestaan, maar ze leren de technieken ook beheersen. Onze specialisten voldoen daardoor aan internationale eisen. Eenmaal terug in Suriname zullen ze er wellicht naar streven om die techniek ook hier mogelijk te maken”, hoopt Vreden. Een eigen specialisten opleiding in Suriname betekent nu nog inleveren op de kwaliteit van Surinaamse artsen.



Stephen Vrede, voorzitter Specialisten Registratie Commissie in Suriname

Foto: Zoë Deceuninck



Rakesh Gajadhar-Sukul, directeur van het Ministerie van Volksgezondheid, erkent dit. “Doordat onze specialisten een band hebben met Nederland, gebruiken we Nederland als referentie. De relatie met Nederland heeft als grote voordeel dat de kwaliteit van de zorg op een enorm hoog, Europees niveau ligt. Maar die zorg is ook enorm duur. Die topzorg is dan ook moeilijk te continueren in een economische crisis.”


Donaties

Ooit was het Punwasi zijn droom om de afdeling nefrologie in het AZP 'meer body' te geven. Naast zijn werk in het ziekenhuis schreef hij begrotingsplannen en trok hij aan de bel bij verschillende donorinstanties om het AZP van een nierdialyse apparaat te voorzien. “Dialysepatiënten die in het ziekenhuis liggen konden hun bloed niet filteren omdat het AZP daar geen apparaten voor in huis had”, verklaart Punwasi. Via zijn voormalig opleiders in het AMC in Amsterdam kreeg hij uiteindelijk een aantal dialyse apparaten cadeau.


De gezondheidsbegroting van Suriname bedraagt in 2020 omgerekend 90 miljoen euro. Dat is te weinig. De gezondheidszorg in Suriname wordt al jarenlang medegefinancierd uit donaties van Nederlandse ziekenhuizen, donororganisaties, stichtingen en individuele initiatieven. Vaker wel dan niet verlopen die via persoonlijke netwerken, waardoor het onmogelijk te achterhalen is om hoeveel geld het in totaal gaat. Volgens chirurg Mahabier heeft zijn stichting Cogesur sinds 1995 “meer dan vijftien miljoen euro” aan materiaal voor de Surinaamse gezondheidszorg voorzien. In 2020 bedraagt de jaarrekening van de stichting ruim 14.000 euro. Ook Uro-Sur, met in 2020 bijna 24.000 euro op de jaarrekening, heeft zijn bijdrage geleverd. “Er zijn periodes geweest dat we tussen de 100.000 euro en 200.000 euro per jaar aan hulpgoederen hebben verstrekt”, zegt Fernandes. Zie Surilines artikel 'Cijfers en centen'.


Eenmaal aangekomen in Suriname, worden de hulpgoederen onderling verdeeld tussen de ziekenhuizen. Maar de massale hulpverlening heeft ook een nadeel, stelt Fernandes: “Het valt het Ministerie van Volksgezondheid in Suriname niet op dat er een grote behoefte is, want zij denken dat het allemaal wel loopt.” Omdat de verschillende missies niet gecoördineerd verlopen, gebeurt de hulpverlening ad hoc, vindt hij. “Men gaat niet uit van de behoefte van Suriname, maar van zichzelf: wat kan ik ze bieden.” Reden dat veel missies mislukken is dat er niet gekeken wordt naar hoe het werkt op lokaal niveau, aldus Fernandes.

Suriname mag nog een ziekenhuis vol apparaten hebben, zonder handen aan het bed is er geen zorg voor patiënten. Die laatste wake-up call klonk tijdens de coronapandemie en is sindsdien niet verstomd. Er is de aanhoudende roep van de kinderartsen in het AZP om meer zorgpersoneel; er stierven al baby's, en in mei 2022 moest het Diakonessenhuis in Paramaribo een patiëntenstop inlassen omdat er te veel personeel was uitgevallen.


Punwasi beseft dat zijn vertrek uit Suriname een aderlating is voor het land. “De minister heeft me nog gevraagd om te overwegen, maar toen was het al te laat. Ik had mijn punt van 'no return' bereikt”, zegt hij. Met zijn verhuizing naar Curaçao koos hij voor zijn eigen (mentale) gezondheid. “De werkdruk is hier veel lager; ik kan genieten van de tijd met mijn gezin.”

Per 1 augustus 2022 bestaat er dus een pendeldienst van Nederlandse internist-infectiologen naar Suriname, zoals Telgt hierboven al uitlegde. De overeenkomst heeft een looptijd van één jaar en werd gesloten tussen het Amsterdam UMC- locatie AMC en het AZP, dat op zoek was naar een extra internist-infectioloog. Internist-infectioloog Telgt werkt net als de andere vier – uit verschillende Nederlandse ziekenhuizen afkomstige – collega- 'pendelaars' met behoud van het Nederlandse salaris. Een jonge collega zonder vaste baan in Nederland valt in als zij in Suriname werken. Het AZP betaalt de invaller.


“Een medisch specialist in Suriname verdient 80.000 tot 800.000 SRD [2.000 tot 21.000 euro] per maand, misschien zelfs wel meer dan dat”, legt Gajadhar-Sukul uit. Voor sommige specialisaties – Gajadhar-Sukul wil niet zeggen welke – is het daarom goedkoper om specialisten uit Nederland te halen. “Als een specialist in Suriname tweemaal zoveel verdient als een specialist uit Nederland, is dat mijn goed recht”, vindt hij. [Voor specialisten in overheidsdienst gelden overigens andere tarieven, zie artikel 'Soms draai ik twee operatiekamers tegelijk' – red.]. Zie Surilines artikel 'Een dag uit het leven van een nierpatiënt'.


Of het contract tussen het AZP en Amsterdam UMC-AMC verlengd zal worden is onduidelijk en hangt af van de financiële draagkracht van het AZP, stelt Telgt. De overheden van Suriname en Nederland zijn niet betrokken bij de uitwisseling. Simpelweg omdat het contact tussen beide ziekenhuizen voortvloeit uit een eerder project: de uitwisseling van microbiologen. Gevolg is dat Suriname nu een eigen microbioloog heeft.


Telgt en haar collega's willen enthousiasme creëren bij jonge artsen in Suriname om een opleiding infectiologie in Nederland te doen, zodat de pendeldienst overbodig wordt. Anno mei 2023 is er slechts een mogelijke gegadigde, maar niemand heeft zich nog officieel aangemeld.


“Een ander scenario waarmee we bezig zijn, is een jonge Nederlands internist-infectioloog ervoor interesseren om zich in Suriname te vestigen. Desnoods voor een jaar”, zegt ze hoopvol.



Denise Telgt coördineert medische missie in Suriname

Foto: Denise Telgt