"Suriname is mijn thuis,
maar ik moet eerst mijzelf ontwikkelen"
Braindrain: zelfs Surinaamse scholieren
vertrekken steeds vaker naar Nederland
Tekst: Miriam van Coblijn
O'dany Amelo uit Suriname verhuist naar Nederland voor zijn verdere ontwikkeling.
Video: Magda Augusteijn
Middelbare scholieren in Suriname kampen met stakende leraren. Die zijn aan de orde van de dag. Het onderwijzend personeel klaagt dat het niet rondkomt van het salaris. Dat is het gevolg van de aanhoudende sociaaleconomische problemen en hyperinflatie. De stakingen hebben nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs. Gebrek aan perspectief in eigen land dwingt sommige leerlingen tot (r)emigratie naar Nederland voor betere onderwijskansen én een betere toekomst. “Suriname is mijn thuis. Ik wil graag een handje meehelpen om de economische situatie te verbeteren, maar ik moet eerst mezelf ontwikkelen.”
Halverwege de maand mei 2023 namen onderneemster Dorothy Krolis en haar 16-jarige zoon O'dany met pijn in het hart afscheid van hun geliefde Suriname. Op de Johan Adolf Pengel luchthaven pakten ze het vliegtuig naar Nederland om tijdig O'dany's inschrijving bij een nader te bepalen gemeente in Nederland te regelen. Vervolgens ging hij samen met zijn moeder op zoek naar een geschikte school voor de afronding van zijn havo-opleiding. Het vergroten van zijn digitale vaardigheden en het opdoen van ict-kennis had ook prioriteit.
“Kwaliteit van onderwijs is de sleutel voor een goede toekomst van je kind”, meent Krolis. “In principe was bij ons vertrek uit Nederland in 2012 al duidelijk dat de kinderen hoger onderwijs in het buitenland zouden genieten. De oudere broer van O'dany nam in augustus 2021 het besluit om in Nederland zijn opleiding te voltooien. Op dat moment besefte ik dat het vertrek van mijn jongste zoon onontkoombaar was. Door de aanhoudende sociaal-economische malaise in Suriname maken we nu de oversteek. Volgende maand juni keren we terug naar Suriname. O'dany begint in augustus 2023 in Nederland aan zijn studie. Het is een bekend fenomeen in Suriname: kinderen gaan sinds jaar en dag naar Nederland om er te studeren. Mijn zoons hebben de Nederlandse nationaliteit. Dat maakt het mogelijk voor ze om te ervaren hoe het is om in een hoog ontwikkelde samenleving te leren en te leven.”
Is hij een van de velen? Exacte cijfers van instroom van leerlingen vanuit Suriname in het Nederlands onderwijs zijn niet voorhanden. De Nederlandse wetgever verbiedt in beginsel registratie van etnische persoonsgegevens.
Dorothy Krolis en haar zoon O'dany Amelo komen aan in Nederland
Foto: Melvin Amelo
Bitterzoet afscheid
3-havo leerling O'dany studeert als we hem spreken nog aan Het Nederlands Lyceum te Paramaribo. Een particuliere openbare school voor Nederlands onderwijs op vmbo, havo en vwo-niveau. De school is aangesloten bij stichting NOB (Nederlands Onderwijs in het Buitenland). De Nederlandse Inspectie bezoekt de school waardoor de kwaliteit 'gewaarborgd' blijft. O'dany zou later ooit misschien wel terug naar Suriname willen. O'dany: “Suriname is mijn thuis. Ik wil graag een handje meehelpen om de economische situatie te verbeteren, dat is een doel voor later. Maar ik moet eerst mezelf ontwikkelen. Na het behalen van mijn havo-diploma wil ik een vervolgopleiding Economie op hbo-niveau gaan doen. Ook ambieer ik een sportcarrière in het kickboxen: mijn grote passie, maar of deze droom echt kans van slagen heeft?”
Faciliteert Nederland de kennisvlucht uit Suriname of houdt Nederland de komst van Surinaamse leerlingen en studenten tegen?
Faciliteert Nederland de kennisvlucht uit Suriname of houdt Nederland de komst van Surinaamse leerlingen en studenten tegen? Volgens de Surinaamse opiniemakers Dave Ensberg-Kleijkers, vicevoorzitter van het Johan Ferrier Fonds en Joan Nunnely van SuConnect, in dagblad Trouw (12 mei 2023), kampt Suriname met een braindrain als gevolg van aanhoudende economische problemen en hyperinflatie: “Dit heeft grote gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs aan Surinaamse leerlingen en studenten. Velen zien geen perspectief meer in hun land en nemen de wijk richting Nederland. Maar keren deze leerlingen en studenten na hun studie in Nederland wel terug naar hun thuisland?”
In het opiniestuk lopen de auteurs vooruit op het bezoek van onderwijsminister Dijkgraaf later dat jaar aan Suriname. Het moet daar niet alleen over het gezamenlijke slavernijverleden van Nederland en Suriname gaan. En de Surinaamse collega-onderwijsminister, Henry Ori moet Dijkgraaf uitdagen zich uit te spreken over de 'studentenvlucht', vinden ze. “In de samenwerking is specifiek aandacht voor betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt en behoud van talent in Suriname”, aldus onderwijsminister Robbert Dijkgraaf tijdens zijn bezoek in juni van dit jaar in Suriname.
Het is volgens Ensberg-Kleijkers en Nunneley de wens van de Surinaamse regering dat studenten na hun studie in Nederland terugkeren naar het moederland om bij te dragen aan de (weder)opbouw van hun land. “Tegelijkertijd kan Nederland goed opgeleide en gemotiveerde jonge mensen (die bovendien Nederlands spreken) goed gebruiken op de eigen krappe arbeidsmarkt. Kiest Dijkgraaf voor lange termijnontwikkeling van Suriname of voor de korte termijnbehoeften van Nederland? Ori, geboren en getogen in Suriname studeerde in Twente en Rotterdam. Na jarenlang in Nederland voor oa Philips, de Hogeschool Utrecht, de gemeente Amsterdam en de gemeente Rotterdam gewerkt te hebben, keerde hij in 2000 weer terug naar Suriname. Ori was eerst als professor verbonden aan de Anton De Kom Universiteit en sinds mei 2023 is hij minister van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur in Suriname. Een route en levensloop die Surinaamse leerlingen en studenten kan inspireren”, concluderen Ensberg-Kleijkers en Nunnely.
“Het is zeker wenselijk dat er meer specialisten komen op vrijwel elk gebied,” zegt Vreden. “Je kunt investeren in het verdrievoudigen van het aantal specialisten in Suriname, maar dan moet je hopen dat de specialisten die geen werk vinden in Paramaribo op eigen initiatief in de andere districten gaan werken. Het kan ook zijn dat ze naar het Caribisch gebied verdwijnen, daar zijn we niet mee geholpen”, vindt Vreden, die in het opleiden van eigen specialisten geen prioriteit ziet.
Naar Nederland
Een Surinaamse basisarts die zich wil specialiseren, moet verplicht voor zijn of haar vervolgopleiding naar het buitenland. Vanwege de taal, geschiedenis, vergelijkbare opleidingsprogramma's en kwaliteit van de gezondheidszorg kiezen de meeste voor Nederland. Afhankelijk van de soort specialisatie moet een arts in opleiding voor één tot maximum vier jaar naar het buitenland.
In 2012 trok Punwasi naar Nederland om zich te specialiseren in nefrologie, een opleiding van zes jaar waarvan de laatste twee jaar in Nederland. De eerste vier jaar van deze opleiding kon Punwasi in Suriname volgen, maar voor het behalen van enkele specifieke opleidingsnormen moest hij naar het buitenland. Dat geldt voor alle specialisatieopleidingen. In het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam kreeg Punwasi niet betaald voor zijn werk, in tegenstelling tot zijn Nederlandse collega's in opleiding. Voor wie vier jaar naar Nederland gaat, kunnen de verblijfskosten oplopen tot zo'n 100.000 euro. De hoge kosten kunnen jonge artsen ontmoedigen om aan een specialisme te beginnen, erkent Vreden. “De betaling voor Surinaamse artsen in opleiding in Nederland is nog niet centraal geregeld. Sommige ziekenhuizen nemen het voor hun rekening, andere niet. We zijn daarover aan het praten om dat eventueel centraal te structureren”, aldus Vreden. Zie Surilines artikel Riezvi Jessurun volgt opleiding in Nederland.
De uitwisseling met Nederland is historisch gegroeid en constant in ontwikkeling, vervolgt hij. Voordat Suriname in 1969 een Faculteit der Medische Wetenschappen kreeg, was er alleen een geneeskundige school. “Om arts te worden moest je sowieso voor de volledige studie naar Nederland.”
We zijn er absoluut nog niet aan toe om
de opleidingen volledig in Suriname te verzorgen
Naarmate meer artsen na hun opleiding terugkwamen ontwikkelde de geneeskunde in Suriname zich tot een hoger niveau. “Sommige artsen specialiseerden zich ook in Nederland, en zo kregen we specialisten in het land en werd het mogelijk om een deel van de opleiding hier te doen. We werken eraan om in de volledige opleiding te voorzien, maar dat gaat toch nog wel even duren”, zegt Vreden. Bovendien heeft de opleiding in Nederland ook zo haar voordelen.
Niet alle medische ingrepen, technieken en methoden om een ziekte of probleem te kunnen vaststellen kunnen worden toegepast in Suriname. “Met een opleiding in het buitenland leren onze artsen niet alleen dat die mogelijkheden wel bestaan, maar ze leren de technieken ook beheersen. Onze specialisten voldoen daardoor aan internationale eisen. Eenmaal terug in Suriname zullen ze er wellicht naar streven om die techniek ook hier mogelijk te maken”, hoopt Vreden. Een eigen specialisten opleiding in Suriname betekent nu nog inleveren op de kwaliteit van Surinaamse artsen.
Leerlingen van praktijkcollegede Dreef presenteren tijdens de boekenweek
Foto: Marian Dors
De emigratie naar Nederland is het gevolg van een gebrek aan bestaanszekerheid plus de Nederlandse oriëntatie in het onderwijs. Zie Surilines artikel 'Dekolonisatie van het onderwijs in Suriname'.
Surinaamse scholieren trekken vooral naar de Randstad. “Deze trek is er altijd al geweest. En ook dit jaar hebben we er zes mogen verwelkomen”, vertelt Marian Dors, docente en kunst en cultuur-coördinator van Praktijkcollege De Dreef in Amsterdam-Zuidoost. Leerlingen worden in het praktijkonderwijs voorbereid op werk of doorleren op het mbo. Door de aderen van Dors, dochter van de Surinaamse onderwijssocioloog Henry Dors, stroomt passie voor kunst, cultuur en onderwijs. Op de Academie voor Theater en Dans/AHK, Opleiding Docent Dans is zij stagecoördinator voor de eerste- en tweedejaars studenten. Maar we spreken haar nu over haar werk op De Dreef. Ze schreef een plan om de leerlingen via kunst en cultuur sociale vaardigheden en zelfkennis bij te brengen en zich hun talent te laten ontwikkelen. Om ze kortom een 'happy' feeling te geven tijdens hun schoolperiode.
Dors: “Op de Dreef staat de leerling centraal en wij begeleiden ze naar een passende plek op de arbeidsmarkt of naar een vervolgopleiding. Iedere klas heeft een eigen mentor bij wie leerlingen terecht kunnen. Op het moment dat de Surinaamse leerlingen in Nederland komen worden ze getest op intelligentieniveau en/of wordt een drempelonderzoek afgenomen om niveaubepaling te doen. Na het onderzoek komen ze op school voor een rondleiding en intakegesprek. Van enig niveauverschil is geen sprake. Bij het vak Cultureel Kunstzinnige Vorming doen ze erg goed mee.”
'De manier van lesgeven vind ik hier fijner dan in Suriname. Het is vrijer en er zijn meer beroepskeuzes'
Dors: “Qua kleding, normen en waarden heerst er minder vrijheid in Suriname.” Surinaamse leerlingen hebben meer respect voor de leerkrachten, het onderwijs en hun ouders. Wat betreft de sociale vaardigheden durven Surinaamse leerlingen zich bij CKV meer te presenteren. “Bij CKV moet je samenwerken en presentaties doen, hetgeen ze prima doen. De meeste leerlingen vinden in de beginperiode onderdak bij familie en/of kennissen die al in Nederland woonachtig zijn”, vult Nicole de Boer, gedragswetenschapper bij praktijkcollege De Dreef aan. Huisvesting betekent een kopzorg minder voor deze doelgroep met over het algemeen beperkte financiële middelen.
Voor elke leerling wordt aan het begin op De Dreef een startdocument gemaakt met relevante informatie. In dit startdocument staan de ondersteuningsbehoeften, de belangrijkste belemmerende en bevorderende factoren en de verwachte uitstroom van de leerling. De Boer: “Uit dit startdocument komt een Individueel ontwikkelingsperspectiefplan (IOP). Hierin beschrijft de mentor in samenspraak met de ouders en leerling de leerdoelen en leerroute die de leerling volgt”.
De leerlingen van praktijkcollegede Dreef spelen in een brassband.
Foto: Michel Schnater
De 13-jarige Surinaamse Givanja Kensmil volgt sinds vijf maanden praktijkonderwijs bij De Dreef en zat in Suriname in de eerste klas van de mulo-school in Paramaribo. “Bij aankomst deed ik een test voor het Amsterdamse Montessori-Lyceum. Het advies was vmbo-kader. Nu volg ik praktijkvakken zoals rekenen, kunst en cultuur, koken en techniek. Het onderwijs bevalt goed, maar ik heb nog geen idee qua beroepskeuze”, vertelt ze. Haar moeder Flavia is het oneens met het vmbo-advies. Ze liet haar dochter opnieuw testen met als uitkomst een mavo/havo-advies. Indien mogelijk zal haar dochter dit onderwijstype op een andere school gaan volgen.
Ook de 14-jarige Surinaamse Sigourney Esseboom is al acht maanden leerling bij praktijkcollege De Dreef. Ze zat in het tweede jaar van de mulo-school in Paramaribo. Volgens haar moeder mist ze haar vriendinnen in Suriname en heeft ze niet echt goed afscheid genomen. “Nederland biedt mijn familie een betere toekomst. Kunst- en cultuurvakken vind ik erg interessant, maar ik wil graag kapster worden. De manier van lesgeven vind ik hier fijner dan in Suriname. Het is vrijer en er zijn meer beroepskeuzes.”
Surinaamse ouders reizen soms met hun kinderen mee naar Nederland. Zonder Nederlands paspoort is dat ingewikkeld. Via het zogenaamde 'Chavez-verblijfsrecht' kwam de migratie van Sigourney en haar familie naar Nederland tot stand. Om als verzorgende ouder bij een minderjarig Surinaams kind met Nederlands paspoort te wonen is er een verblijfsdocument nodig.
(Wanneer de ouder van het Nederlandse kind in aanmerking komt voor een verblijfsrecht in Nederland op grond van het 'Chavez' arrest, dan is het niet nodig om een MVV – een machtiging tot voorlopig verblijf – aan te vragen. Het is niet van belang of er een geldig visum is wanneer de aanvraag bij de IND (Immigratie- en Naturalisatie Dienst) wordt ingediend. Verder gelden er in deze situatie geen voorwaarden voor wat betreft inburgering in het buitenland en inkomen)
Ondersteuningsbehoefte
Jerney van Gennip is vier jaar werkzaam als zorgcöordinator bij het Buitenhout College, een middelbare school voor mavo, vmbo-kader en vmbo-basis in Almere-Buiten. Zij is gespecialiseerd in het signaleren van extra ondersteuningsbehoeften van leerlingen. Als zorgcoördinator is zij verantwoordelijk voor de zogeheten 'tafel en stoel'-intake en doorstroom van Surinaamse leerlingen vanaf twaalf jaar. “Surinaamse kinderen vallen onder het Nederlandse onderwijsbeleid. Deze leerlingen maken een niveau-toets omdat de mulo in Suriname geen gespecificeerd onderwijs biedt terwijl het vmbo in Nederland gekenmerkt wordt door een gedifferentieerd onderwijsaanbod. De kinderen worden vaak door familieleden ingeschreven. Ten behoeve van de aanmeldingsprocedure vragen wij om overgangsrapporten en benodigde documenten. Na de intake volgt een toetsmoment afgenomen door een begeleider passend onderwijs. Onze school wil bijdragen aan een kansrijk toekomstperspectief voor onze leerlingen.”
“Surinaamse kinderen krijgen de gelegenheid om drie weken in ons zorglokaal te acclimatiseren om de lesstof tot zich te nemen, vervolgt Van Gennip. “Het is belangrijk voor een kind om goed in zijn vel te zitten. Er is toch sprake van een cultuurshock; in Suriname gehoorzamen leerlingen de juf en de meester. In Nederland zijn kinderen bijdehanter. De kinderen doen het overwegend goed en behalen hun diploma.”
Ouders en opvoeders hebben waardering voor de grote inzet en bereidheid van schoolteam en directies om onderwijs voor Surinaamse leerlingen te organiseren. Hun maatschappelijke opdracht nemen zij serieus. Op bovengenoemde scholen overheerst overwegend een prettig leefklimaat zonder noemenswaardige racistische incidenten. Discriminatie op basis van afkomst of huidskleur komt echter ook in Nederland voor in het onderwijs. Ruim 50 procent van de leerlingen op verschillende schoolniveaus geeft aan dit te ervaren (bron: Movisie, november 2022).
Feiten en cijfers: ervaringen van leerlingen en docenten
Uit het rapport Ervaren discriminatie in Nederland II van het Sociaal en Cultureel Planbureau (2020) blijkt dat meer dan 50 procent van de leerlingen met een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaans-Nederlandse achtergrond discriminatie ervaren door zowel klasgenoten als docenten of begeleiders. Denk aan uitschelden, pesten, bedreigen, schoppen en slaan, en door ongelijke behandelingen zoals een te laag schooladvies of te lage beoordelingen. Op het terrein van advisering en beoordeling wordt de meeste discriminatie erkend, voor een deel van de leerlingen is dat reden om te stoppen met de opleiding.
Waarom willen Surinaamse ouders hun kinderen dan toch naar Nederland sturen? Als er al incidenteel sprake is van achterstelling dan nemen de ouders in dit artikel het heft in eigen hand. Ze gaan er 'nuchter' mee om.
Voor verpleegster Chantelle, de Surinaamse moeder van de 15-jarige Anouschka bestaat het dagelijks leven nu vooral uit onzekerheid. “We wonen al ruim een jaar bij familie wat niet ideaal is. Iedereen heeft het economisch zwaar de laatste tijd, dus je wil je niet te lang opdringen. Voor mij is teruggaan naar Suriname geen optie. Want ik heb geen woning meer daar en ook geen baan. We zijn nu een jaar in Nederland en hebben ons spaargeld opgemaakt. Mijn dochter heeft het op haar school in Den Haag niet best getroffen. Er is sprake van pesterijen en discriminatie omdat zij een leerachterstand heeft in de leerstof ten opzichte van leeftijdsgenootjes. Ze doet mavo-3 maar volgens haar leerkrachten moet ze volgend schooljaar toch naar een lager niveau. Dat vind ik lastig met het oog op een goede toekomst voor haar. Binnenkort heb ik een sollicitatiegesprek voor een baan in de thuiszorg. Het moeilijkste vind ik dat mijn dochter onbedoeld toch veel meekrijgt van mijn problemen. Ik kwam naar Nederland voor een betere toekomst voor mezelf en mijn dochter. Natuurlijk is niet alles rozengeur en maneschijn, maar Suriname biedt voor ons beiden geen goede toekomst. Momenteel heb ik weinig geluk in het vinden van werk maar ik heb vertrouwen en ga ervoor.”
Nederland en Suriname starten in juni 2023 een tweejarige samenwerking voor beter onderwijs in Suriname. Robbert Dijkgraaf, Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de Surinaamse Minister Henry Ori, van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur hebben hiervoor hun handtekening gezet onder de gezamenlijke onderwijsagenda. De samenwerking op onderwijs volgt op de wens vanuit het kabinet om de banden met Suriname aan te halen. Het afgelopen jaar is verkend welke behoeften, inhoudelijke prioriteiten en mogelijkheden er zijn voor samenwerking.
Onderwijsminister Suriname Henry Ori
Foto: Surinaamse Communicatie Dienst