Suriname: een heerlijk, helder wingewest

Wie plukt er de vruchten van het bierbrouwen in Suriname?





Tekst: Zoë Deceuninck


Reclame voor Heineken langs de weg in Paramaribo

Foto: Zoë Deceuninck



Ruim driehonderd jaar was Suriname een wingewest van Nederland. Investeringen gebeurden alleen als Nederland daar gros profijt uit kon halen. Vijftig jaar na de onafhankelijkheid lijkt er nauwelijks iets veranderd. Recent investeerde Heineken nog miljoenen euro's in de uitbreiding van haar fabriek in Suriname. Maar niet voor het verzekerd was van een enorm belastingvoordeel.


De lijst van buitenlandse investeringen in Suriname is schrijnend kort. Los van enkele operaties in de mijnbouw en olie-industrie gebeurt er bitter weinig. Suriname, met ruim een half miljoen inwoners het kleinste land in Zuid-Amerika, heeft een kleine markt, een hoog armoedepercentage en scoort slecht op de Ease of Doing Business Index van de Wereldbank, die 'het gemak van zakendoen' voor bedrijven in verschillende landen beoordeelt. Het land is dus niet bepaald aantrekkelijk voor investeerders.

Sinds zijn aantreden in 2020 probeert president Chandrikapersad Santokhi daar tevergeefs verandering in te brengen. Met termen als 'fresh capital' en 'diasporakapitaal' staat hij op podia in Amsterdam, Beijing, Dubai en New York, waar hij ondernemers persoonlijk uitnodigt voor een bezoek aan zijn land.

Op zijn kabinet voerde Santokhi al tientallen gesprekken met vertegenwoordigers van bedrijvengroepen uit Brazilië, Canada, China, Engeland, India, Japan, Nederland, de Verenigde Staten, Zuid-Korea en verschillende Arabische Golfstaten. Agentschappen, commissies, instituten, stuurgroepen en werkgroepen worden in het leven geroepen om geïnteresseerde ondernemers aan te trekken en te begeleiden. Santokhi doet daarbij een speciaal beroep op Nederland, waar naar schatting zo'n 350.000 mensen met Surinaamse wortels woont.

Tot harde resultaten komt het echter niet. In de ruim vier jaar dat zijn regering aan de macht is, kon Santokhi slechts één multinational bekoren om ook daadwerkelijk te investeren in Suriname; de Nederlandse bierbrouwer Heineken, tevens een van de grootste bierbrouwers ter wereld.




Reclame voor Heineken bij een winkel in Paramaribo

Foto: Zoë Deceuninck



Kort na de regeringswissel in 2020 maakt Heineken bekend dat het 14,5 miljoen euro wenst te investeren in Suriname. 10,5 miljoen euro is bestemd voor de uitbreiding van de fabriek van de Surinaamse Brouwerij, dat via dochtermaatschappij Amstel Brouwerij voor 76,3 procent in handen is van Heineken NV. Het overige geld is bedoeld voor de bouw van een nieuw hoofdkantoor in de hoofdstad Paramaribo.



Op voorwaarde

De uitbreiding van de fabriek stelt de Surinaamse Brouwerij in staat om lokaal Heineken bier te produceren. Sinds augustus 2021 gebeurt dat in blikjes, later ook in flesjes.

Voor aanvang van haar investering beloofde Heineken de regering een hogere productie en meer belastinginkomsten. Maar niet voordat Suriname de Wet Bieraccijns had aangepast. Deze wet regelt de belasting op bier.

Zoals de zaken destijds stonden, moest de Surinaamse Brouwerij 0,25 Amerikaanse dollar belasting betalen per liter geproduceerd bier tot een jaarproductie van 20 miljoen liter. Op elke liter bier die méér geproduceerd werd gold een belasting van 0,50 Amerikaanse dollar. Met goedkeuring van het Surinaams parlement werd de limiet op bieraccijnzen verruimd naar 50 miljoen liter – 2,5 keer zoveel.



In vier jaar tijd kon president Santhokhi slechts één multinational bekoren om in Suriname te investeren: Heineken




Armand Achaibersing, destijds minister van Financiën, heeft altijd ontkend dat de wetswijziging bedoeld is om Heineken te faciliteren. Volgens Achaibersing hielden 'bierbrouwers' hun productievolume opzettelijk onder 20 miljoen liter om de extra belasting van 0,50 Amerikaanse dollar te vermijden. “Als we meer inkomsten willen moeten we ruimte bieden om ook meer te produceren”, luidde zijn argument in het parlement.

Voor president Santokhi is de investering van groot belang. Hij kan daarmee laten zien dat Suriname onder zijn leiding nog steeds aantrekkelijk is voor buitenlandse bedrijven. Bovendien speelt Heineken een belangrijke rol in de lokale economie. Uit cijfers die werden gepresenteerd in het parlement, blijkt dat ruim tweeduizend winkeliers in Suriname voor een groot deel van hun omzet en bestaansrecht afhankelijk zijn van de Surinaamse Brouwerij.


Halve verhaal

Naar schattingen van het bedrijf zelf produceert het ongeveer negen van de tien biertjes die in Suriname wordt gedronken. Het lokale Parbo Bier blijft het populairst, goed voor ongeveer zeventig procent van de productie en verkoop van de Surinaamse Brouwerij, maar Heineken bier is aan een opmars bezig.

'De toenemende vraag naar het Heineken merk' was ook de drijfveer van moederbedrijf Heineken om te investeren in lokaal geproduceerd bier in Suriname, stelt Gijs van der Loo, sinds september 2024 directeur van de Surinaamse Brouwerij. Op zijn verzoek gebeurt het interview via e-mail. “[Met de investering] zijn we in staat meer te produceren, waarmee we ook meer accijns afdragen aan de Surinaamse overheid.”



“Het is zeker wenselijk dat er meer specialisten komen op vrijwel elk gebied,” zegt Vreden. “Je kunt investeren in het verdrievoudigen van het aantal specialisten in Suriname, maar dan moet je hopen dat de specialisten die geen werk vinden in Paramaribo op eigen initiatief in de andere districten gaan werken. Het kan ook zijn dat ze naar het Caribisch gebied verdwijnen, daar zijn we niet mee geholpen”, vindt Vreden, die in het opleiden van eigen specialisten geen prioriteit ziet.


Naar Nederland

Een Surinaamse basisarts die zich wil specialiseren, moet verplicht voor zijn of haar  vervolgopleiding naar het buitenland. Vanwege de taal, geschiedenis, vergelijkbare opleidingsprogramma's en kwaliteit van de gezondheidszorg kiezen de meeste voor Nederland. Afhankelijk van de soort specialisatie moet een arts in opleiding voor één tot maximum vier jaar naar het buitenland.

In 2012 trok Punwasi naar Nederland om zich te specialiseren in nefrologie, een opleiding van zes jaar waarvan de laatste twee jaar in Nederland. De eerste vier jaar van deze opleiding kon Punwasi in Suriname volgen, maar voor het behalen van enkele specifieke opleidingsnormen moest hij naar het buitenland. Dat geldt voor alle specialisatieopleidingen. In het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam kreeg Punwasi niet betaald voor zijn werk, in tegenstelling tot zijn Nederlandse collega's in opleiding. Voor wie vier jaar naar Nederland gaat, kunnen de verblijfskosten oplopen tot zo'n 100.000 euro. De hoge kosten kunnen jonge artsen ontmoedigen om aan een specialisme te beginnen, erkent Vreden. “De betaling voor Surinaamse artsen in opleiding in Nederland is nog niet centraal geregeld. Sommige ziekenhuizen nemen het voor hun rekening, andere niet. We zijn daarover aan het praten om dat eventueel centraal te structureren”, aldus Vreden. Zie Surilines artikel Riezvi Jessurun volgt opleiding in Nederland.

De uitwisseling met Nederland is historisch gegroeid en constant in ontwikkeling, vervolgt hij. Voordat Suriname in 1969 een Faculteit der Medische Wetenschappen kreeg, was er alleen een geneeskundige school. “Om arts te worden moest je sowieso voor de volledige studie naar Nederland.”


We zijn er absoluut nog niet aan toe om

de opleidingen volledig in Suriname te verzorgen


Naarmate meer artsen na hun opleiding terugkwamen ontwikkelde de geneeskunde in Suriname zich tot een hoger niveau. “Sommige artsen specialiseerden zich ook in Nederland, en zo kregen we specialisten in het land en werd het mogelijk om een deel van de opleiding hier te doen. We werken eraan om in de volledige opleiding te voorzien, maar dat gaat toch nog wel even duren”, zegt Vreden. Bovendien heeft de opleiding in Nederland ook zo haar voordelen.

Niet alle medische ingrepen, technieken en methoden om een ziekte of probleem te kunnen vaststellen kunnen worden toegepast in Suriname. “Met een opleiding in het buitenland leren onze artsen niet alleen dat die mogelijkheden wel bestaan, maar ze leren de technieken ook beheersen. Onze specialisten voldoen daardoor aan internationale eisen. Eenmaal terug in Suriname zullen ze er wellicht naar streven om die techniek ook hier mogelijk te maken”, hoopt Vreden. Een eigen specialisten opleiding in Suriname betekent nu nog inleveren op de kwaliteit van Surinaamse artsen.



Gijs van der Loo, directeur de Surinaamse Brouwerij

Foto: de Surinaamse Brouwerij



In 2023 produceerde de Surinaamse Brouwerij ruim 25 miljoen bier 'en aanverwante producten' zoals Sodawater en alcoholvrij bier. Dat is vijf miljoen liter meer dan voorheen het geval was, goed voor 1,25 miljoen euro aan extra inkomsten voor Suriname. Maar dat is slechts het halve verhaal.

Suriname zal op termijn tientallen miljoenen euro's derven als gevolg van de wetswijziging. Volgens projecties van Heineken, die werden gepresenteerd tijdens de behandeling van de wet in het parlement, moet het productievolume van de Surinaamse Brouwerij volgend jaar zijn opgelopen tot 30 miljoen liter, en in 2030 de kaap van 40 miljoen liter naderen. Daar stopt de projectie.

Als Heineken zich onder de bieraccijnzenlimiet houdt, zoals ze dat de afgelopen zestig jaar heeft gedaan, kan ze tot 7,5 miljoen euro per jaar besparen – en dat oneindig lang. Dat is geld dat anders voor Suriname bestemd was.




Heineken investeerde in Suriname, op voorwaarde dat de Wet Bieraccijns werd aangepast



Met de uitbreiding van de fabriek is de Surinaamse Brouwerij ook in staat bier te exporteren. Afhankelijk van de vraag gaat “een klein percentage Heineken en Parbobier naar Guyana, Nederland en andere landen in onze regio”, stelt Van der Loo. Op de exportvolumes wordt geen bieraccijns betaald, blijkt uit de nieuwe wet.

Van der Loo bevestigt dat Heineken de Surinaamse overheid heeft gevraagd om “te kijken” naar de bieraccijnzen-limiet alvorens het zou investeren in Suriname. “Dit was toentertijd inderdaad onderdeel van ons beslissingsproces”, meldt de directeur. Volgens Van der Loo is het verzoek overigens niet nieuw, maar ligt het al “tientallen jaren” op tafel bij de Surinaamse overheid.

Van der Loo is het niet eens met de conclusie dat de wetswijziging Heineken geld bespaart. “De accijnzen worden betaald door de Surinamers die de producten kopen, aangezien deze zijn verrekend in de prijzen in de winkels. De nieuwe limiet bespaart Heineken dus geen geld, maar bespaart de Surinaamse consument geld”, stelt hij. “Daarnaast ontvangt de overheid nu juist méér accijnsinkomsten dan voorafgaand aan de investering en de uitbreiding van het verkochte volume.”


Toegeeflijk

“De staat was erg toegeeflijk naar Heineken om de investering mogelijk te maken”, zegt Steven Debipersad, voorzitter van de Vereniging van Economisten in Suriname (VES). Hij heeft het debat over de aanpassing van de Wet Bieraccijns op de voet gevolgd.

“Suriname veronderstelde dat Heineken meer dan 50 miljoen liter zou gaan produceren, zodat de inkomsten die de staat feitelijk misloopt, daarmee worden ingelopen. Maar ze heeft dat nooit als harde target gesteld, het is bij aannames gebleven. In de praktijk zien we dat de bierbrouwer niet over de limiet gaat”, zegt Debipersad. “Suriname loopt daarmee veel geld mis.”




"Het Nederlandse bestuur besliste ruim 300 jaar over alles in Suriname, die mentaliteit heeft de Surinaamse overheid overgenomen"



“In Suriname moet een investeerder zich verplicht aanmelden bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, International Business en Internationale Samenwerking. Het is de minister die op zijn eigen goedbevinden besluit of je wordt doorgeleid naar SITA, de Suriname Investment Trade Agency”, legt Debipersad uit. SITA is een overheidsagentschap dat eind 2021 werd opgericht met een lening van de Inter-Amerikaans Ontwikkelingsbank om nieuwe investeringen aan te trekken en te begeleiden.

“Het was de bedoeling dat SITA op termijn zelfstandig zou functioneren, maar dat gebeurt maar niet”, zegt Debipersad. “De overheid wil nog steeds een zegje hebben in welke investeringen binnenkomen en welke niet. Je hebt ze nodig voor elk type vergunning. In de wereld van vandaag is dat een faux pas. Het geeft een onprettig gevoel en wekt vermoedens van corruptie in de hand.”


Koloniaal verleden

Dat de overheid zo nauw betrokken is bij het private ondernemerschap is volgens de VES-voorzitter een erfenis van het koloniaal verleden. Het Nederlandse bestuur besliste ruim driehonderd jaar over alles in Suriname. Die mentaliteit heeft de Surinaamse overheid overgenomen, stelt Debipersad.

“Er is geen geld en expertise om de juiste begeleiding te geven, maar toch blijven ministeries zich net als een moeder ontfermen over bedrijven en organisaties die dat helemaal niet nodig hebben. Met als gevolg dat alles heel erg traag verloopt”, zegt Debipersad. In Suriname is het geen uitzondering dat grote investeringen vijf tot zes jaar duren voor ze verwezenlijkt worden. “En in de meeste gevallen komt het nooit zover.”


“Ondernemers weten zelf hoe ze hun bedrijf moeten draaien en hebben daarvoor de overheid niet nodig”, vervolgt Debipersad. “Die moet ze alleen vertellen welke zaken investeerders in place moeten hebben om te voldoen aan de lokale wetgeving.” Dat kan met een checklist op de website van de overheid, vindt de VES-voorzitter. “Dan weten investeerders wat ze moeten doen en is een gesprek met de minister of president helemaal niet nodig.”



Steven Debiperspad

Steven Debipersad, voorzitter Vereniging van Economisten in Surinamemet levensmiddelen voor Suriname



Ook de uitbreiding van de fabriek van de Surinaamse Brouwerij ging niet over één nacht ijs, stelt directeur Van der Loo. Het proces om een vergunning te krijgen om lokaal Heineken bier in Suriname te produceren heeft “meerdere jaren geduurd”, ook mede als gevolg van de strenge procedures en regels vanuit moederbedrijf Heineken NV in Nederland.

“Het investeringsklimaat in Suriname biedt zowel kansen als uitdagingen”, reageert Van der Loo op onze vragen over de ervaring van Heineken in Suriname. “De overheid van Suriname moedigt lokale en buitenlandse investeringen aan om de economie te ontwikkelen, maar er zijn ook obstakels, zoals gebrek aan transparantie. Goedkeuringsprocessen verlopen trager dan verwacht.”

De uitbreiding van de fabriek, mogelijk gemaakt door de wetswijziging in het parlement, legt Heineken geen windeieren. In de afgelopen twee jaar bedraagt de gemiddelde omzet van de Surinaamse Brouwerij zo'n 58 miljoen euro, blijkt uit de jaarverslagen van het bedrijf. Dat is een enorme verdienste in tijden van hoge inflatie en devaluatie.

Naast Heineken zelf profiteren ook de Surinaamse aandeelhouders VSH, Self Reliance, Assuria en De Surinaamsche Bank (allemaal grote Surinaamse bedrijven) en “duizenden particuliere aandeelhouders” – samen goed voor 23,7 procent van de aandelen – van de investering. Hetzelfde kan niet gezegd worden voor de Surinaamse staat.

“Bij Heineken is het nog maar de vraag of Suriname iets heeft misgelopen”, nuanceert econoom Debipersad de cijfers. “Als de regering destijds op haar strepen had gestaan, was de kans groot dat Heineken haar fabriek niet zou uitbreiden. De inkomsten van nu, hoe weinig ze ook mogen zijn, zouden we dan ook niet hebben gehad.”

Daarmee blijft Suriname overgeleverd aan de willekeur van multinationals, die investeringen in ontwikkelingslanden zoals Suriname vaak afschilderen als een positieve ontwikkeling. De doorsnee-Surinamer heeft geen idee dat de overheid onder druk wordt gezet om met gunstige voorwaarden mee te betalen aan de uitbreiding van een bierbrouwerij.


De Surinaamse Brouwerij


In 2022 ontvangt de Surinaamse Brouwerij president Santokhi en premier Rutte

Foto: de Surinaamse Brouwerij