Surinaamse ouderen leven op dankzij
cultuurspecifieke zorg
“Hier houden mensen rekening met waar je vandaan komt”
Tekst: Robin Austen en Zoë Deceuninck
Romawatie Grootfaam-Bikha in haar kamer in multicultureel woonzorgcentrum de Venser
Foto: Magda Augusteijn
In Nederland vormen Surinamers de grootste groep 55-plussers met een migratieachtergrond. Zij voelen zich niet altijd thuis in de reguliere Nederlandse ouderenzorg, waar men weinig rekening houdt met hun culturele achtergrond. De vraag naar cultuurspecifieke woongroepen en verpleegtehuizen groeit daarom. Teruggaan naar Suriname is vaak geen optie.
Op de ovalen tafel staat een schaaltje maïzenakoekjes en in de lucht hangt de doordringende geur van Alcolade, groen reukwater gemaakt van citroenmelisse met lavendel en alcohol. Het zijn subtiele verwijzingen naar Suriname, toch zitten we rond een tafel in Amsterdam-West. De bewoners van de woongroep Wi Makandra spreken druk door elkaar over de politie-inval gisteren in de straat, maar ook over de wateroverlast in Paramaribo, de hoofdstad van Suriname en het geboorteland van alle zes bewoners aan tafel.
De 87-jarige Arthur Tjin a Sjoe is de nestor van de woongroep. Hij woont er sinds het ontstaan 25 jaar geleden. “De woongroep is er gekomen op vraag van de gemeente Amsterdam. Die vroeg aan een zuster van de kerk of er behoefte was voor een Surinaamse woongroep”, blikt hij terug. Inmiddels vervult de gemeente nauwelijks nog een rol en regelen de bewoners alles zelf. Wi Makandra – letterlijk vertaald 'wij samen' in het Surinaams – heeft dertien woningen voor evenveel bewoners. Allen zijn van Surinaamse afkomst. “Wie hier wil komen wonen moet zich inschrijven met een formulier en de groep bepaalt wie komt”, zegt de 81-jarige Lucia Vrij. Samen met Tjin a Sjoe behoort zij tot de eerste bewoners van de woongroep. Wi Makandra is onderdeel van de Hudsonhof, een multicultureel ouderencentrum en activiteitencentrum: een van de zeventig woongroepen in Nederland die zich richt op oudere migranten.
Het aantal cultuurspecifieke zorgorganisaties
zal de komende jaren blijven groeien
De vraag naar cultuurspecifieke zorginstellingen groeit in heel Nederland. Mensen met een migratieachtergrond voelen zich niet altijd voldoende thuis in de Nederlandse gezondheidszorg, blijkt uit onderzoek van Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS). “Dat heeft met taal en cultuur, de benaderingswijze en herkenbaarheid te maken”, zegt Hans Bellaart, senior onderzoeker en coördinator bij KIS. Uit het onderzoek blijkt dat er onvoldoende diversiteit is in het Nederlandse zorgpersoneel om van elkaar te leren en wordt de reguliere zorg nog te veel vanuit een westerse bril benaderd. “Dat geldt ook voor organisaties in grootstedelijke gebieden, waarvan meer dan de helft van de bewoners een migratieachtergrond heeft”, zegt Bellaart.
Kenneth Tolud in zijn kamer in multicultureel woonzorgcentrum de Venser
Foto: Magda Augusteijn
Gezien en gehoord worden
Vanaf de vijfde verdieping kijkt Kenneth Tolud uit op de groene omgeving in de wijk Venserpolder, vlakbij het winkelcentrum de Amsterdamse Poort in de Bijlmer in Amsterdam. Ruim negen jaar woont hij nu in De Venser, een multicultureel woonzorgcentrum met zo'n 150 bewoners waarvan het grootste deel uit ouderen met een Surinaamse achtergrond bestaat. De 70-jarige ex-beroepsmilitair woont sinds 1973 in Nederland, twee jaar voordat Suriname onafhankelijk werd. In De Venser doet hij elke vrijdag mee aan de Kon Makandra – 'Kom Samen' – praatgroep. Hier gaan de bewoners terug in de tijd en worden verhalen verteld over het Suriname van toen.
Bruine bonen zonder zoutvlees en varkensstaart?
Dat zijn géén Surinaamse bruine bonen
Ook het Surinaams eten in de woongroep bevalt Tolud, zeker sinds hij als lid is toegevoegd aan de plaatselijke Keuken Commissie. “Ik heb ooit geklaagd over de manier waarop de bruine bonen met rijst werden klaargemaakt [een typisch Surinaams gerecht, red.]. Bruine bonen zonder zoutvlees en varkensstaart zijn géén Surinaamse bruine bonen. Ik werd toen opgenomen in de Keuken Commissie en sindsdien is er veel verbeterd”, lacht hij. Hij is blij dat er in De Venser naar hem wordt geluisterd.
“Daar gaat het toch vooral om”, meent Redmar Schalkx, manager bij zorgspecialist De Amstelring, waar woonzorgcentrum De Venser onder valt. Volgens Schalkx is de open houding van de medewerker het allerbelangrijkste in cultuurspecifieke zorgverlening. “Het gaat erom dat iemand luistert, aansluit en gastvrij is. De zorgverlener moet genoeg informatie hebben over de bewoner en ervoor zorgen dat die gezien en gehoord wordt. Wat we ook erg belangrijk vinden is dat medewerkers cultuurspecifieke kennis hebben. Elke bewoner heeft een zorgplan en daarin staan alle details over de cultuur die met zorg te maken hebben.”
“Het is zeker wenselijk dat er meer specialisten komen op vrijwel elk gebied,” zegt Vreden. “Je kunt investeren in het verdrievoudigen van het aantal specialisten in Suriname, maar dan moet je hopen dat de specialisten die geen werk vinden in Paramaribo op eigen initiatief in de andere districten gaan werken. Het kan ook zijn dat ze naar het Caribisch gebied verdwijnen, daar zijn we niet mee geholpen”, vindt Vreden, die in het opleiden van eigen specialisten geen prioriteit ziet.
Naar Nederland
Een Surinaamse basisarts die zich wil specialiseren, moet verplicht voor zijn of haar vervolgopleiding naar het buitenland. Vanwege de taal, geschiedenis, vergelijkbare opleidingsprogramma's en kwaliteit van de gezondheidszorg kiezen de meeste voor Nederland. Afhankelijk van de soort specialisatie moet een arts in opleiding voor één tot maximum vier jaar naar het buitenland.
In 2012 trok Punwasi naar Nederland om zich te specialiseren in nefrologie, een opleiding van zes jaar waarvan de laatste twee jaar in Nederland. De eerste vier jaar van deze opleiding kon Punwasi in Suriname volgen, maar voor het behalen van enkele specifieke opleidingsnormen moest hij naar het buitenland. Dat geldt voor alle specialisatieopleidingen. In het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam kreeg Punwasi niet betaald voor zijn werk, in tegenstelling tot zijn Nederlandse collega's in opleiding. Voor wie vier jaar naar Nederland gaat, kunnen de verblijfskosten oplopen tot zo'n 100.000 euro. De hoge kosten kunnen jonge artsen ontmoedigen om aan een specialisme te beginnen, erkent Vreden. “De betaling voor Surinaamse artsen in opleiding in Nederland is nog niet centraal geregeld. Sommige ziekenhuizen nemen het voor hun rekening, andere niet. We zijn daarover aan het praten om dat eventueel centraal te structureren”, aldus Vreden. Zie Surilines artikel Riezvi Jessurun volgt opleiding in Nederland.
De uitwisseling met Nederland is historisch gegroeid en constant in ontwikkeling, vervolgt hij. Voordat Suriname in 1969 een Faculteit der Medische Wetenschappen kreeg, was er alleen een geneeskundige school. “Om arts te worden moest je sowieso voor de volledige studie naar Nederland.”
We zijn er absoluut nog niet aan toe om
de opleidingen volledig in Suriname te verzorgen
Naarmate meer artsen na hun opleiding terugkwamen ontwikkelde de geneeskunde in Suriname zich tot een hoger niveau. “Sommige artsen specialiseerden zich ook in Nederland, en zo kregen we specialisten in het land en werd het mogelijk om een deel van de opleiding hier te doen. We werken eraan om in de volledige opleiding te voorzien, maar dat gaat toch nog wel even duren”, zegt Vreden. Bovendien heeft de opleiding in Nederland ook zo haar voordelen.
Niet alle medische ingrepen, technieken en methoden om een ziekte of probleem te kunnen vaststellen kunnen worden toegepast in Suriname. “Met een opleiding in het buitenland leren onze artsen niet alleen dat die mogelijkheden wel bestaan, maar ze leren de technieken ook beheersen. Onze specialisten voldoen daardoor aan internationale eisen. Eenmaal terug in Suriname zullen ze er wellicht naar streven om die techniek ook hier mogelijk te maken”, hoopt Vreden. Een eigen specialisten opleiding in Suriname betekent nu nog inleveren op de kwaliteit van Surinaamse artsen.
Kenneth Tolud bij het avondeten in multicultureel woonzorgcentrum de Venser
Foto: Magda Augusteijn
Bakkeljauw en Surinaamse muziek
Romawatie Grootfaam-Bikha is 69 jaar en bewoont sinds een paar jaar een kamer in De Venser. “De mensen hier houden rekening met waar je vandaan komt. Als ik bijvoorbeeld wil dat er een Pandit [een Hindoepriester, red.] moet komen, kan dat. Er zijn veel Surinaamse zusters hier, dus ze begrijpen je goed”, zegt ze in haar kamer vol planten en oude spulletjes. Op het Kerkplein in Paramaribo runde Grootfaam-Bikha jarenlang een goed lopend restaurant. In 1989 volgde ze haar man, inmiddels wijlen, naar Nederland.
Voor Tjin a Sjoe is het warme familiegevoel de meerwaarde van Wi Makandra: “Ik kan altijd aankloppen bij iedereen.” Tolud vindt de feestdagen in De Venser belangrijk: “Keti Koti [een Surinaamse feestdag ter viering van de afschaffing van de slavernij, red] en onafhankelijkheidsdag zijn dagen die ik hier niet wil missen, want op die dag zijn er altijd festiviteiten. Brassbandjes, lekker Surinaams eten, noem maar op.” Lucia Vrij voelt zich in Wi Makandra beter begrepen – “Als ik m'n bakkeljauw [gedroogde en gezouten kabeljauw – red.] wil klaarmaken, weet ik dat niemand komt klagen dat het stinkt op de gang” – en weet zich beter verzorgd.
In een Nederlandse woongroep zou het lastig
zijn om naar Surinaamse zorgmedewerkers te vragen.
Dan denken ze dat je discrimineert
Vrij krijgt als een van de weinigen in de woongroep extra zorg aan huis. Via een Persoonsgebonden Budget (PGB) – een mogelijkheid waarbij mensen een budget van de overheid krijgen om zelf zorg in te kopen via intermediairs – heeft ze twee Surinaamse thuiszorgmedewerkers die haar elke dag komen wassen en helpen in de huishouding. “In het begin had ik een Hollands meisje en die gebruikte dezelfde gele doekjes waarmee je de grond schoonmaakt ook voor in de keuken. Vanuit mijn bed maakte ik de hele tijd ruzie met haar”, zegt ze. Toen ze hoorde over PGB vroeg ze specifiek naar twee Surinaamse medewerkers. “In een Nederlandse woongroep zou het lastig zijn om speciaal naar Surinaamse zorgmedewerkers te vragen. Dan denken ze al gauw dat je discrimineert”, denkt Vrij.
Wanneer is zorg cultuursensitief?
Cultuursensitieve zorg richt zich specifiek op mensen met een migratie- of vluchtelingenachtergrond. Alle zorg kan cultuursensitief zijn als in de omgang met patiënten expliciet rekening wordt gehouden met de culturele achtergrond, leefsituatie en taal van cliënten. Een zorgprofessional die cultuursensitief werkt kan zich inleven in wat de migratieachtergrond voor zijn/haar cliënt betekent. De zorgprofessional is (onder meer) zelfbewust, heeft een open, onbevooroordeelde houding, kennis over de leefwereld van cliënten met een migratieachtergrond en is een ware 'bruggenbouwer', aldus de leernetwerken van KIS. Een 'diversiteit sensitieve' zorginstelling, die niet alleen 'cultuur sensitief' is, maar ook aandacht besteed aan zaken als gender, taal en nationaliteit, heeft haar organisatie daarop ingericht en de personeelssamenstelling erop aangepast. De instelling is toegankelijk en herkenbaar, flexibel in tijd, werkt met tolken, zorgt voor bijscholing en heeft een divers team.
Mechteld de Brie werkt zelf als kwaliteitsverpleegkundige bij woonzorgcentrum De Venser. Ook zij merkt de verschillen. “Bij een doorsnee Hollandse vrouw is het wassen, aankleden en klaar. De Surinaamse bewoner heeft wat rituelen na het douchen. Een beetje Vicks Vapo [inhalatiezalf ter verlichting van verkoudheid of griep– red.] hier, wat Alcolade daar en de rug insmeren met talkpoeder”, zegt De Brie. Omdat ze zelf ook van Surinaamse afkomst is, kunnen cliënten zich gemakkelijk met haar identificeren – en omgekeerd. “Op de vijfde afdeling, de gesloten afdeling voor dementerende ouderen, zit een vrouw die moeilijk communiceert. Ze begrijpt niet alles meer en vertoont soms moeilijk gedrag. Toen ik eens een dagje ging meelopen in de ochtend begon ik meteen Surinaams met haar te praten. Ik zette Surinaamse muziek op en ik kreeg haar zo uit bed”, lacht De Brie.
De eerste woongroepen die zich richten op ouderen met een andere culturele achtergrond ontstonden zo'n dertig jaar geleden en waren vooral gericht op mensen met een Indonesische achtergrond. Naarmate er meer Turkse, Marokkaanse en Surinaamse migranten naar Nederland kwamen – en ouder werden – ontstonden ook initiatieven voor deze doelgroepen. “Ook voor Arabisch en Syrische sprekende ouderen zijn er tegenwoordig zorgcentra”, verklaart Bellaart.
In 2022 heeft bijna een kwart van de totale Nederlandse bevolking een migratieachtergrond. De grootste groepen 55-plussers met een migratieachtergrond zijn ouderen met een Surinaamse (83 duizend) achtergrond, gevolgd door Turken (52 duizend) en Marokkanen (50 duizend). Volgens de bevolkingsprognoses van het Centraal Bureau voor Statistiek zal het aantal ouderen met een migratieachtergrond in 2040 stijgen naar 819.000. Dat is 12,2 procent van alle 55-plussers die er op dat moment in Nederland wonen.
Bellaart verwacht dat ook het aantal cultuurspecifieke zorgorganisaties de komende jaren zal blijven groeien. “De reguliere zorgsector werkt onvoldoende cultuursensitief, maar de mensen in de sector ervaren dat niet als een probleem. Op die manier is men ook niet geneigd te veranderen”, zegt hij. Dat is een gemiste kans voor de totale gezondheidssector, want diverse onderzoeken tonen aan dat de kwaliteit van de zorg verbetert als er cultuursensitief wordt gewerkt.
De kwaliteit van de zorg verbetert
als er cultuursensitief wordt gewerkt
Hetzelfde geldt voor discriminatie in de zorg. Volgens het Nederlands expertisecentrum Pharos leidt discriminatie in de zorg vaker tot gemiste diagnoses, wordt er minder grondig onderzoek gedaan naar de patiënten geschiedenis en worden patiënten minder vaak doorverwezen naar specialistische zorg. Het vertrouwen van patiënten in de zorg neemt af waardoor ze zorg gaan mijden of te laat zoeken. Zorgmedewerkers zien in discriminatie een belangrijke reden om de organisatie te verlaten. Zie Surilines artikel 'Jessurun ziet verschillen en overeenkomsten'.
Het eten wordt opgeschept in woonzorgcentrum de Venser
Foto: Magda Augusteijn
Schalkx onderschrijft de visie van Bellaart dat er meer moet gebeuren, maar heeft als manager van De Venser ook met praktische problemen te maken. “We hebben een groot personeelstekort in de zorg in Nederland, wij zijn daarom afhankelijk van wie zich aandient. Nederlandse Flexwerkers of ZZP'ers hebben niet altijd die culturele sensitiviteit. Maar de ene Nederlander is de andere niet, dus we waken ervoor om te denken dat alles en iedereen hetzelfde is. Gelukkig valt het in De Venser nogal mee met het tekort en hebben wij veel werknemers – met name van Surinaamse komaf – die uit de omgeving komen. Dat helpt”, stelt Schalkx.
Henna Hoogland, coördinator en bewoner van Wi Makandra is net weer terug van vakantie in Suriname. “Ik zocht een vriend van me op in een tehuis voor ouderen. Hij heeft zijn hele leven hard gewerkt en heeft nu zorg nodig. Als je ziet in wat voor omstandigheden hij daar nu woont, het is verschrikkelijk. Zo zou ik niet kunnen wonen”, verzucht ze, doelend op de vervallen accommodatie voor ouderen in Suriname. Het hart van de migranten ligt in Suriname, maar hun oude dag brengen ze door in Nederland.
Maar op een enkele uitzondering na zouden alle bewoners met wie we spraken het liefst permanent teruggaan naar Suriname, om op hun geboortegrond ook hun oude dag door te brengen. “Ik heb elke dag heimwee. Ik heb geen klachten hier, want de mensen zijn vriendelijk voor me, maar ik zou toch het allerliefst in Suriname willen zijn. Maar ja, al m'n kinderen wonen hier en die willen niet dat ik daar naartoe ga”, vertelt Grootfaam-Bikha. Teruggaan naar Suriname is eigenlijk geen optie, want ze slikt elke dag medicijnen die in Suriname niet te vinden zijn vanwege het landelijk tekort aan medicijnen. Ook voor Vrij is een terugkeer uitgesloten. Als hartpatiënt denkt ze met horror terug aan de dagen dat ze in het Academisch Ziekenhuis Paramaribo onder een zinken dak plaat moest wachten tot ze geholpen werd. “Het was zo heet, ik werd er niet goed van. Maar je mag niets zeggen want dan wordt men boos”, aldus Vrij.
Surinaamse woongroepen en verpleeghuizen in Nederland
In 2017 telde Nederland 101 woon- en zorginitiatieven gericht op oudere migranten (inclusief dagbesteding). In 2021 staat de teller op 161, een groei van zestig organisaties in slechts vier jaar. Ouderen met een Indisch-Nederlandse of Molukse achtergrond hebben het grootste aanbod van woon- en zorginitiatieven die zich specifiek richten op hun cultuur, Nederlanders met een Turkse achtergrond staan met 29 initiatieven op de tweede plaats, gevolgd door Surinamers met 23, waarvan 19 woongroepen en vier verpleeghuizen. Dat blijkt uit het Overzicht cultuurspecifieke woon-, zorg- en welzijnsinitiatieven van het Netwerk van Organisaties voor Oudere Migranten. De woongroepen en verpleeghuizen die zich richten op ouderen met een Surinaamse achtergrond liggen vooral in Amsterdam (10), Den Haag (4) en Rotterdam (4). Van alle 55-plussers met een migratieachtergrond, staan Surinamers op de tweede plaats als het gaat om hoge zorgkosten. In 2017 en 2018 lag het gemiddelde op 4312 euro per persoon. Alleen Turken van 55 jaar en ouder maken nog meer kosten (in 2017 en 2018 gemiddeld 4404 euro).
Foto aan de muur bij mevrouw Bikha. Bikha met haar moeder in Suriname.
Foto: Magda Augusteijn
Het hart van de migranten ligt in Suriname,
maar hun oude dag brengen ze door in Nederland
Zorgtoerisme in Paramaribo
Toch is een kort verblijf sinds enkele jaren wel mogelijk. Via de broer van een oom van het achternichtje van Ben Lie-A-Kwie (90), werd zijn vrouw ingelicht over het bestaan van het RCR Zorghotel Suriname: een viersterrenhotel met medische zorgvoorziening in het noorden van de hoofdstad Paramaribo. De zorgkosten worden gedekt door de Nederlandse zorgverzekeraar.
Lie-A-Kwie leeft al drie jaar met Parkinson, een aandoening van het centrale zenuwstelsel die vooral de bewegingsfunctie van het lichaam aantast. Zijn bewegingen zijn traag en berekend, maar in zijn hoofd is hij nog helemaal helder. Alleen heeft hij constante zorg nodig: bij het opstaan, het plassen, het wassen en het eten. “Alsof hij terug een baby is”, lacht zijn vrouw.
RCR Zorghotel Suriname
Foto: Zoë Deceuninck
“Het Zorghotel is er in de eerste plaats om zorgbehoevende Nederlanders die naar Suriname op vakantie willen te accommoderen met een verblijf en zorgvoorziening naar Europese standaarden”, zegt Rejinder Thakoersing, directeur van het RCR Zorghotel en voormalig ziekenhuismanager van het Amsterdam Universitair Medisch Centrum (UMC). “Nederlanders die ziek worden op vakantie in Suriname willen ook liever hier liggen dan in een ander ziekenhuis”, zegt Thakoersing, doelende op de rustige omgeving en verzorgde uitstraling: het gebouw ademt de sfeer van een viersterrenhotel. Surinamers kunnen er ook terecht, maar wel tegen Europese tarieven. Zie Surilines artikel 'Hoe nu verder?'
Het contrast met menig ziekenhuis in Suriname is stuitend. In de gangen van het Zorghotel is het stil en rustig. De huisarts van dienst zit op een stoel in zijn lege wachtkamer op zijn telefoon te scrollen, de zorgmanager komt een babbeltje slaan met de familie Lie-A-Kwie en aan de rand van de rivier, in de schaduw van een kokosboom, geniet een cliënt in alle rust met zijn familie van het uitzicht. Dat is enkele kilometers verderop in centrum Paramaribo wel even anders: de 'horrorverhalen' over de Surinaamse gezondheidszorg zijn talrijk. Zie Surilines artikel 'Een dag uit het leven van nierpatiënt Knott'.
Levensverwachting in Suriname en Nederland
In 2021 is de levensverwachting in Suriname bij geboorte 67,2 jaar voor mannen en 72 jaar voor vrouwen. De levensverwachting in Nederland bij geboorte in 2021 is voor mannen 79,7 en voor vrouwen 83,0 jaar. Dat scheelt ruim tien jaar.
Romawati Grootfaam-Bikha, Kenneth Tolud en van der Sluijs, bewoners van multicultureel woonzorgcentrum de Venser.
Foto: Magda Augusteijn